Het onderwijs staat voor de uitdaging om leerlingen op te leiden, maar waartoe eigenlijk? Wat jongeren later ook gaan doen in het leven, volgens neuropsycholoog Margriet Sitskoorn helpt een goed ontwikkelde prefrontale cortex hen om een wijs mens te worden en succesvol te zijn. Daar ligt een taak voor het onderwijs, want uitgerekend deze ‘topmanager van het brein' ontwikkelt zich volop tijdens de middelbareschooltijd en studiejaren.

Het is nogal een verantwoordelijkheid: leerlingen helpen excelleren in een levensfase waarin oerimpulsen vanuit de pijn- en genotscentra in de hersenen flink opspelen. We hebben allemaal in meer of mindere mate met deze impulsen te maken, benadrukt Sitskoorn, en het verklaart veel van ons gedrag. Sociale pijn heeft in het brein een vergelijkbaar effect als fysiek lijden. Dus als we ons onrechtvaardig behandeld voelen of beledigd zijn, dan raakt dat ons pijncentrum. Om ons weer goed te voelen, prikkelen we ons genotscentrum door de ander te raken, lekker puh. Volwassenen doen het en jongeren helemaal, want scholen zijn broedplaatsen voor conflicten, pesten, buitensluiten, schelden, oneerlijkheid en allerlei ander pubergedrag.

Manipuleren

Het is onze prefrontale cortex die wijs omgaat met opspelende oerimpulsen, legt Sitskoorn uit. Deze derde kracht in ons brein is een relatief jong hersendeel dat zich bovendien pas ontwikkelt vanaf de leeftijd tien (meisjes) tot twaalf (jongens) en is pas volledig gerijpt rond het vijfentwintigste levensjaar. Het is precies de periode waarin het onderwijs de hele dag bezig is met het beïnvloeden van jonge breinen. Volgens Sitskoorn is beïnvloeden de kern van alle sociale interactie tussen mensen: ik wil iets van jou, jij wilt iets van mij. Het is een basisvaardigheid die – zowel in positieve als negatieve zin – effect kan uitoefenen op denken, vaardigheden, emoties, motivatie en persoonlijkheid. We noemen het ook wel manipuleren, al heeft dat woord vooral een negatieve gevoelswaarde.

Zijn bepaalt je brein

Beïnvloeden is een sturende kracht die volop wordt toegepast in het onderwijs, maar in welke richting dan precies? Dat is essentieel om op het netvlies te hebben, omdat de omgeving een bepalende factor is in de ontwikkeling van jonge breinen. Je brein bepaalt je zijn – zoals Dick Swaab benadrukte – maar het omgekeerde is óók waar, stelt Sitskoorn: je zijn bepaalt je brein! Alles wat we zien, ervaren, voelen, doen en aan worden blootgesteld, heeft invloed op onze hersenen, stelt Sitskoorn. Zelfs het luisteren naar haar college brengt al subtiele veranderingen teweeg in de netwerken van ons brein. Deze neuroplasticiteit – de kracht van ontwikkeling – blijft een leven lang, al wordt het wel wat minder naarmate we ouder worden.

Ster in zeuren

Door neuroplasticiteit kunnen netwerken in het brein ontstaan en uitbreiden, maar ook weer inkrimpen of zelfs verdwijnen. Het ‘kappen' (pruning) is nodig om wildgroei te voorkomen en dat betekent volgens Sitskoorn dat hetgeen je niet gebruikt – of waaraan je zelden tot nooit wordt blootgesteld – zich ook niet ontwikkelt of weer verdwijnt. Omgekeerd kun je – mede afhankelijk van talent – heel goed worden in wat je vaak doet en waaraan je veel wordt blootgesteld. Helaas geldt dat in positieve en negatieve zin, want de hersenen maken daarin geen onderscheid. Zo kan het dat mensen net zo goed een ster kunnen worden in zeuren als in voetballen. Sitskoorn laat daarmee zien hoe bepalend het onderwijs is als omgeving voor jonge breinen in ontwikkeling. Want waar worden onze leerlingen de hele dag aan blootgesteld?

Structuur en herhaling

De neuroplasticiteit piekt in de periode dat jonge mensen hun middelbareschooltijd en studie doorlopen. Het voordeel van ouder worden is dat we steeds beter zelf kunnen bepalen waaraan we worden blootgesteld, maar dan is een goed ontwikkelde prefrontale cortex wel van belang om wijze keuzes te maken. Zolang deze ‘topmanager van het brein' nog in ontwikkeling is, hebben jongeren de structuur van opvoeding en school hard nodig om te leren balanceren. Zoals we kleine kinderen leren balanceren op een fiets, zo moeten we jongeren leren balanceren in het leven, stelt Sitskoorn. Maar waar we in hun kindertijd eindeloos geduld hebben met het leren lopen, veters strikken en lezen, besteden ouders en leerkrachten bij pubers veel minder tijd aan de begeleiding. Terwijl dezelfde intensiteit nodig is om jongeren te leren plannen of verantwoordelijkheid te nemen voor hun gedrag. Ook de essentiële executieve vaardigheden vragen herhaling, herhaling en nog eens herhaling.

Wetmatigheden

Door herhaling ontwikkelen zich wetmatigheden in het brein die ons helpen functioneren door het beïnvloeden van ons eigen gedrag en dat van anderen. Wetmatigheden in ons denken ontstaan als we door de tijd heen steeds dezelfde ervaringen opdoen, zoals we bijvoorbeeld leren dat iets wat verder is altijd kleiner lijkt. Het is een vorm van efficiëntie van de hersenen, waardoor we niet voortdurend hoeven na te denken bij weerkerende handelingen en ervaringen. Enerzijds helpen die wetmatigheden ons dus, maar ze kunnen ook beperken. Er ontstaat een soort automatische piloot die fouten maakt bij veranderingen, omdat we dénken te weten hoe het werkt. Door wetmatigheden zijn we bovendien eenvoudig te beïnvloeden, zoals Sitskoorn ons laat ervaren via oefeningen. Ze zet ons brein als het ware in een bepaalde stand, waardoor we antwoorden geven die niet kloppen.

Sleutel tot succes

Sitskoorn krijgt die simpele beïnvloeding voor elkaar doordat ze toekomstig gedrag kan voorspellen op basis van patronen en verwachtingen in ons brein, gevormd door herhaalde blootstelling aan informatie en wetmatige informatieverwerking. Een leuk trucje voor het onderwijs, al draait het daar vooral om meer complexe beïnvloeding. Daarbij speelt de prefrontale cortex een hoofdrol, het hersendeel waar de executieve vaardigheden zetelen. Goed kunnen plannen, sturen door feedback, abstract denken, flexibel zijn, complexe beslissingen nemen, creativiteit, het nemen van verantwoordelijkheid, (persoonlijk) leiderschap tonen, maatschappelijk betrokken zijn… al deze vaardigheden hebben te maken met een goed ontwikkelde prefrontale cortex en zijn volgens Sitskoorn de sleutel tot succes, welke richting kinderen in de toekomst ook kiezen.

Denk aan SCARF

Helaas gooien de pijn- en genotcentra in de hersenen nogal eens roet in het eten, zeker bij opgroeiende jeugd. Sitskoorn geeft inzicht in deze oerimpulsen, omdat ze ons het gedrag van leerlingen helpen begrijpen (en ook dat van onszelf). Het genotsysteem is al heel oud en werd ontwikkeld in een tijd van schaarste, waardoor de verzamelaar in ons nog altijd opspeelt. We verzamelen niet alleen eten, drinken en spullen, maar ook geld, aandacht, vrienden en kennis, omdat we dat allemaal nodig hebben om vooruit te komen in het leven. Pijn en genot zijn daarom eveneens gerelateerd aan de belangrijkste vijf domeinen van sociale interactie: Status, Certainty, Autonomy, Relatedness, Fairness ((het SCARF-model van David Rock). Volgens Sitskoorn zijn conflicten en storend gedrag van leerlingen vaak te verklaren door het SCARF-model. Omgekeerd is deze kennis te gebruiken bij het positief beïnvloeden van gedrag: je kunt nooit teveel sociale motivators geven!

Nieuwe ervaringen

We beseffen allemaal dat er in het leven meer is dan alles wat nú lekker is, al kunnen kinderen en jongeren nog niet altijd goed inschatten welke beloning hen in de toekomst wacht als ze zich weten te beheersen (Marsmellow-experiment). Daarom is het aan ouders en leerkrachten om paal en perk te stellen aan het uitleven van genotsprikkels – zoals urenlang gamen of het eten van veel vet, zout en zoet – en hen regelmatig aan nieuwe ervaringen bloot te stellen, zodat het brein zich blijft ontwikkelen. In het bijzonder de prefrontale cortex: leer de jeugd hun werkgeheugen te gebruiken, leer ze plannen en organiseren, leer ze ongewenst gedrag te onderdrukken en emoties te reguleren, om maar een paar voorbeelden te noemen. En leer ze ook prosociaal gedrag, zodat zij niet alleen hebzuchtig aan zichzelf denken. Besef daarbij dat goed voorbeeld doet volgen, benadrukt Sitskoorn. Ook in letterlijke zin is een goed voorbeeld essentieel, gezien de werking van spiegelneuronen. Zowel het leren van bepaald gedrag als het leren van vaardigheden – zoals een rekenmethode – wordt namelijk moeilijker als het verkeerd wordt voorgedaan.

Leren doet ertoe

Hoopgevend is dat de IQ-hoogte niet doorslaggevend is bij de ontwikkeling van de prefrontale cortex. Intelligentie en helpt wel, zegt Sitskoorn, maar minstens zo belangrijk zijn eigenschappen als passie, commitment, zelfcontrole, sociale intelligentie, dankbaarheid, nieuwsgierigheid en optimisme. Terwijl we daar op school (nog) heel weinig mee doen! Het begint er voor Sitskoorn mee dat we jongeren uitleggen hoe hun hersenen werken, want het motiveert meteen als zij weten dat hun brein dankzij neuroplasticiteit nog volop valt te vormen. Dan doet het ertoe om te leren! Talent is wel een motor achter ontwikkeling, maar iedereen heeft kansen. Bovendien is inzet belangrijker dan de prestaties, benadrukt de neuropsycholoog. De definitie van succes is immers heel persoonlijk. Bovendien gaat het bij het stellen van doelen in het onderwijs vooral om het bepalen van wat je nódig hebt om die doelen te bereiken.

Structuur en liefde

Door het ontwikkelen van hun prefrontale cortex hoeven jongeren geen speelbal te blijven van hun oerimpulsen en omgeving. Toch zegt Sitskoorn dat we niet moeten doorslaan in het stimuleren van de prefrontale cortex, want dan kweken we vooral neuroten. Het is heel gezond om af en toe te kiezen voor pret op korte termijn in plaats alleen maar te focussen op de lange termijn. De uitdaging is om jonge mensen te leren balanceren in het leven. Daar ligt de sleutel tot wijsheid, iets waar we allemaal elke dag aan kunnen werken. Wat daarvoor nodig is in de opvoeding en het onderwijs? Naast kennis, oefening en ervaring zijn volgens Sitskoorn structuur, liefde en goede voorbeelden van groot belang. Bovendien helpen voldoende slaap, beweging en meditatie om de neuroplasticiteit te bevorderen. En tot slot: leer jongeren hun energie goed te verdelen, want – zoals Theo Compernolle ook al zei – multitasken is een illusie zodra het om complexe (leer)taken gaat.