Collegereeks Breinkunde in het onderwijs
Reflectie college 'Leren van het brein, het lerende brein' door Jelle Jolles

 

Steun, sturing en inspiratie zijn voor neuropsycholoog Jelle Jolles sleutelwoorden in de ontplooiing van de mens. Voor hem is het in de baarmoeder gevormde brein louter de basis die ons in staat stelt om te ontwikkelen. We beschikken over een enorm potentieel, stelt Jolles, alleen komt dat pas tot uiting als de omgeving – inclusief het onderwijs – ons voldoende stimuleert.

Jolles beschouwt de mens als een nieuwigheidsmachientje: alles wat nieuw is, vindt ons brein interessant. Nieuwsgierigheid is onderzoekend gedrag dat kinderen van nature in staat stelt om te leren. Daar kan het onderwijs haar voordeel mee doen, zeker als docenten kinderen beschouwen in hun (ecologische) context: als onderdeel van de samenleving en van hun naaste omgeving. Want onderwijs draagt bij aan de vorming van jeugd, maar het gezin, de sociale groep en hobby's of sport dragen ook bij aan de ontwikkeling. De manier waarop de omgeving ons prikkelt, voedt en inspeelt op onze nieuwsgierigheid, heeft grote invloed op wie wij worden. Jolles vergelijkt het pasgeboren brein met een ruimte vol vrijwel lege kluisjes, klaar om gevuld te worden met kennis en ervaringen.

Gevoed met rommel

De eisen en invloed van de omgeving bepalen volgens Jolles waarmee de kluisjes worden gevuld. Met andere woorden: ons brein wordt wel degelijk gevormd door opvoeding, scholing, sport, werk, cultuur en wat er verder op ons pad komt. De context draagt in grote mate bij aan wie wij worden en daardoor blijven volgens Jolles veel kluisjes onbenut. Daar zit potentie in die niet wordt geprikkeld of gevoed, bijvoorbeeld omdat we het in de omgeving waar we opgroeien (nog) niet nodig hebben. In al die kansrijke breinkluisjes komt helaas ook heel wat rommel terecht. We zijn nu eenmaal nieuwigheidsmachientjes: er is altijd iets wat onze aandacht vangt, maar dat kunnen net zo goed zinloze computerspelletjes zijn. Daarom vraagt Jolles zich af of tieners echt urenlang bezig moeten zijn met sociale media. Als ze dat beperken tot een uurtje per dag blijft er veel meer ruimte over om hun brein te vullen met waardevolle kennis en ervaring.

Verbeelding prikkelen

Maar wat is dan precies waardevolle kennis en ervaring? Uit vragen van de toehoorders blijkt dat het onderwijs worstelt met kiezen, want niet alles kan behandeld worden op school. Jolles pleit voor een zo breed mogelijke vorming, juist omdat we in onze snel veranderende samenleving geen idee meer hebben hoe de wereld eruit ziet als onze kinderen volwassen zijn. Hij haalt een befaamd citaat van Einstein aan: logica brengt je van A naar B, verbeelding brengt je overal. Die insteek heeft toekomst, maar verbeelding komt niet vanzelf. Anders dan fantasie draait verbeelding om het maken van verrassende koppelingen tussen bestaande informatie, waardoor nieuwe inzichten ontstaan. Volgens Jolles is het daarom belangrijk om zoveel mogelijk kluisjes te vullen met de kennis van nu, zodat de jeugd voldoende bagage krijgt om hun verbeelding mee te voeden.

Richting bepalen

De nieuwsgierigheid van kinderen kan daarbij een leidraad zijn, al waarschuwt Jolles tegelijk voor de valkuil om teveel te luisteren naar leerlingen. Onderwijs mag best meer richting bepalen en structuur bieden voor de vorming van het brein. Sturen is belangrijk, stelt de neuropsycholoog, anders vliegt het alle kanten op. Het is prima om de jeugd stevige handvatten en kaders te bieden, zolang docenten óók steunend, inspirerend en faciliterend zijn. De omgeving kan er in belangrijke mate aan bijdragen dat een kind het leuk vindt om te leren. Het stimuleren van plezier en motivatie is cruciaal, want dat kan tot tientallen (!) IQ-punten verschil leiden. Aspecten van de intelligentie worden wel degelijk door de genen bepaald, maar binnen die natuurlijke bandbreedte zitten volgens Jolles meer mogelijkheden dan wij beseffen. Het is de context, onze de omgeving, die in grote mate bepaalt in hoeverre aangeboren intelligentie tot bloei kan komen. Dat maakt de verantwoordelijkheid groot…

Brede vorming

Kennis speelt anno 2015 nog steeds een belangrijke rol volgens Jolles, al draait het uiteindelijk om het leggen van verbanden en het vinden van creatieve oplossingen. Daarom pleit hij voor die brede vorming: enerzijds werken aan kennis en schools presteren (didactisch sturen en begeleiden), anderzijds aandacht voor talentontwikkeling (zelf laten onderzoeken en het stimuleren van probleemoplossend vermogen en creativiteit). Het gaat zowel om cognitief leren als ervaringsleren. Zowel om oog voor cognitie als voor gedrag, beleving en persoonlijke groei. Leren ontstaat immers ook door dóen: spelen, rennen, handelen, ondernemen, risico's nemen, ontdekken, verbeelden, verwonderen… Het zijn al die verschillende belevingen waardoor kinderen zich ontplooien. Om dat in goede banen te leiden, zijn ambitieuze leraren nodig die oog hebben voor de complete context.

Age of opportunity

De adolescentie is een belangrijke periode voor de ontwikkeling. Jolles stelt dat deze ‘age of opportunity' veel mogelijkheden biedt om persoonlijke talenten te ontplooien, maar juist dan verplaatst de aandacht van jongeren zich vooral naar wat ándere jongeren doen. Het is een fase waarin zowel ouders als leerkrachten lastiger doordringen tot de adolescenten, terwijl dat wel belangrijk is. De neuropsychologische ontwikkeling van het brein draait namelijk op volle toeren van de pubertijd tot ten minste het vijfentwintigste levensjaar. In de nog rijpende hersenen verandert de microstructuur voortdurend door kennis en ervaring. Alleen veelgebruikte ‘breinpaden' blijven bestaan tot in de volwassenheid, de rest verdwijnt. Jolles noemt ouders en docenten daarom tuinmannen: ze spelen immers een grote rol in het wegsnoeien van ongebruikte connecties (pruning), terwijl ze tegelijk bijdragen aan het versterken van actieve verbindingen.

Non-cognitieve functies

De ontwikkeling van de non-cognitieve functies zijn volgens Jolles essentieel in de fase van adolescentie. Hij doelt daarmee op de executieve functies en de persoonlijke groei die zetelen in de prefrontale cortex. Zaken als plannen en prioriteren, zelfevaluatie, zelfregulatie, perspectiefname, empathie en het overzien van consequenties worden mede gevormd door de omgeving en vragen veel training. Daar ligt volgens Jolles ook een taak voor het onderwijs, zeker als het jeugd betreft die binnen hun sociale groep geen passende strategieën meekrijgen. Het vraagt vooral interactie met de leerlingen: de non-cognitieve functies zijn te stimuleren met gesprekken, waarbij volwassenen zowel vragen stellen als zelf vertellen. Zo leert de jeugd beschrijvingen en ‘scripts' om hun emoties en gedrag bespreekbaar of zelfs hanteerbaar te maken (al verschilt het begrijpen, het tempo en het verloop van dat ontwikkelproces behoorlijk per individu, zelfs tot in de volwassenheid).

Ontplooiingsmogelijkheden

Belangrijke voorwaarden voor het leren in de adolescentiefase zijn volgens Jolles: het bieden van veel verschillende ervaringen, attractief leermateriaal (wow-factor), een veranderende omgeving, ruimte om fouten te maken, kennis (door)geven, suggesties bieden voor routes en strategieën, maar zeker ook het inspireren en faciliteren van persoonlijke ontwikkeling. De grootste uitdaging blijft om opgroeiende jeugd binnen hun eigen context ontplooiingsmogelijkheden te bieden. Enerzijds vraagt dat een harde structuur en directieve sturing, anderzijds is ook een zachtere, doch actieve rol van de docent nodig, waarbij de leerling de kans krijgt om zelf ervaringen op te doen. Jolles adviseert het onderwijs dus om zowel voorwaarden voor schools leren te verschaffen, alsook ruimte om leerlingen te laten ‘spelen', hen te coachen en door feedback te laten leren.

Topsportcoach

Jolles ziet de hedendaagse docent vooral als een topsportcoach. Het gaat om een combinatie van stimuleren, steun en sturing bieden, inspireren en het overdragen van kennis en ervaring. De wereld van morgen is anders de wereld van vandaag, daarom is het zaak om én relevante informatie door te geven, én om pupillen zelf in staat te stellen (straks) creatieve koppelingen te leggen en tot nieuwe inzichten te komen. Door informatieverwerking is de mens een leven lang in staat zich aan de continu veranderende omstandigheden aan te passen en dat zal de jeugd ook doen. Ouders en leraren kijken teveel vanuit hun eigen referentiekader naar kinderen, waardoor het risico van zowel over- als onderstimulatie op de loer ligt. Met te weinig uitdaging doen we de jeugd te kort, maar een overdosis aan prikkels brengt chaos en maakt murw. De uitdaging zit in het vinden van de balans en die verschilt per individu, net als het persoonlijke ontwikkeltempo.

Kennis & ervaring

In het onderwijs denken we vaak dat het een kwestie is van ‘eruit halen wat erin zit', maar voordat er kwartjes gaan vallen, moeten we er wel eerst iets in stoppen. Kennisoverdracht blijft noodzakelijk, maar kinderen zelf laten ervaren is minstens zo belangrijk. Jolles houdt daarom een pleidooi voor onder meer rollenspelen, beweging, lezen, puzzels, spellen en muziek. De basis voor ontplooiing begint al jong, als leren nog spelen is en de eerste ‘breinscripts' ontstaan door zintuiglijke, mentale en emotionele stimulatie. Maar die brede ontwikkeling van alle functies blijft ook voor adolescenten van groot belang; nog aangevuld met het stimuleren van persoonlijke groei en het leren organiseren van de mentale bovenkamer.

Olympische gedachte

Kortom: ontplooiing en het ontwikkelen van talenten vraagt eigentijdse leercoaches en vooral een Olympische gedachte. Ga er maar aan staan, als onderwijssector. Pak daarom de sheets van Jolles er nog eens bij (vooral de punten onder Take Home 1, 2 en 3) en houd altijd in het achterhoofd dat ook een traag groeiende boom de hoogste kan worden! 

 

© Amber Boomsma |schrijfprofessional | www.tekstlabel.nl