Alain de Botton: ‘Veel mensen voelen zich op hun werk meer thuis dan waar ook‘
Waarom hechten we zo veel waarde aan ons werk?
Kunnen we werk niet als louter functioneel beschouwen, iets wat je nu eenmaal doet tussen 9 en 5 om aan de kost te komen? ‘Het is helemaal niet vanzelfsprekend om te denken dat je het geluk kunt vinden via je werk', beaamt de Engelse filosoof Alain de Botton, bekend van internationale bestellers als Statusangst en De architectuur van het geluk. ‘In de klassieke oudheid en eigenlijk tot in de zeventiende eeuw werd werk gezien als een noodzakelijk kwaad. Volgens Aristoteles maakt de noodzaak van werk je tot de gelijke van een slaaf of dier. Een betaalde baan houdt alleen maar af van waar het in het leven écht om gaat: discussiëren met je medeburgers, en nadenken over belangrijke kwesties.'
In een wat rommelige zolderkamer, ergens in een chique wijk in Londen, legt De Botton uit wat hem dreef zijn nieuwste boek, Ode aan de arbeid, te schrijven. Het ligt in de lijn van zijn eerdere boeken. De Botton is gefascineerd door hoe wij zin zoeken in een wereld waarin die zin helemaal niet meer vanzelfsprekend is. En meestal stuit hij daar op dezelfde tegenstelling. Aan de ene kant voelen we ons uitverkorenen. We willen bijzondere individuen zijn, en daarom moet ook alles wat we doen buitengewoon zijn. Onze liefdes bijvoorbeeld; we willen niet ‘gewoon' een partner, maar iemand die voor ons is ‘bestemd' en in alle opzichten aan onze wensen voldoen.
Ook werk moet veel meer zijn dan slechts een betaalde baan
De Botton: ‘Werk is tegenwoordig een roeping. Door onze banen willen we worden wie we in onze ogen zouden moeten zijn: succesvol en gewaardeerd. Dat we er toe doen. En wat kenmerkend is: het wordt ons ook voortdurend voorgespiegeld dat het kan. Als het niet lukt, is het onze schuld. Boeken als Ook jij kunt succesvol zijn, worden niet voor niets zo goed verkocht: het kan, is de voortdurende belofte. Jij maakt zelf het verschil tussen succes of mislukking. Jij bent de auteur van je eigen verhaal. Vroeger was dat anders: in oudere, meer hiërarchische samenlevingen werd het lot van een individu grotendeels bepaald door de omstandigheden waarin het werd geboren. Maar de boodschap van onze meritocratische en mobiele samenleving is dat je door zelfvertrouwen, verbeeldingskracht en vaardigheden kunt bereiken wat je toekomt.'
‘Je kunt je geen aristocratische minachting meer veroorloven tegenover zelfhulpboeken die je de weg naar succes beloven. Natuurlijk: je kunt die boeken afdoen als te simpel, maar het is moeilijk onverschillig te blijven voor hun boodschap. In deze tijd heerst de optimistische, kleinburgerlijke ideologie van de stijgende middenklasse, de gedachte dat ieder dubbeltje een kwartje kan worden. Natuurlijk leidt dat in de praktijk tot teleurstelling en frustratie, want die verwachtingen zijn vaak veel te hoog. De kans die het moderne leven ons biedt om ons te ontwikkelen en te verbeteren, wordt dan een persoonlijke vloek.'
Hoe aan die vloek te ontkomen?
Eenvoudigweg leren gelukkig te zijn met wat we hebben bereikt lijkt niet meer van deze tijd. Het boek van De Botton biedt op een andere manier verlichting – zij het meer impliciet. De Botton legt niet uit hoe de verwachtingen bij te stellen, maar laat vooral de alledaagse schoonheid en complexiteit van werk zien. Dat is de andere kant van de eerder genoemde tegenstelling: terwijl we zo hard bezig zijn om meer te bereiken dan we hebben, zijn we blind voor het bijzondere dat werk ook nu al te bieden heeft. Op allerlei vlakken is het – mits je er goed naar kijkt – verrassend, complex, en indrukwekkend. Alleen al de logistiek die nodig is om onze kantoren draaiende te houden, of om heel West-Europa dagelijks te voorzien van vers sinaasappelsap is van een ongelooflijk vernuft. Daarom bezoekt De Botton in zijn boek – geschreven in hallucinerende stijl, een combinatie van journalistiek en literatuur à la Norman Mailer – een enorm logistiek centrum in het midden van Engeland, ingeklemd tussen enkele grote verkeersaders. Helemaal aan het oog onttrokken, op een zielloze, tochtige plaats waar maar weinig mensen komen. Toch trekt daar alles voorbij wat wij de volgende dag zullen consumeren: chocoladerepen, ontbijtgranen, margarine, voorverpakte boterhammen.
De waarde van routine
De Botton: ‘Zo'n centrum dwingt respect af. Het plaatst onze dagelijkse strevingen in perspectief, maar niet door simpelweg te stellen: wees gelukkig met wat je hebt. Eerder laat het de duizelingwekkende complexiteit zien die we allang hebben bereikt. Dat kan tot bezinning leiden, bijvoorbeeld tot een herwaardering van routine. We zijn geobsedeerd door vernieuwing, want vernieuwing betekent vooruitgang. Dat geldt ook voor onze banen: wie langer dan een paar jaar dezelfde baan of functie heeft, moet zich echt ontworstelen aan de diepgewortelde opvatting dat zoiets stagnatie betekent. Of denk aan de veranderingscultuur in het bedrijfsleven; om de zo veel tijd moet alles weer anders – waarom is eigenlijk onduidelijk, maar stilstaan betekent sowieso achteruitgang. Maar in zo'n logistiek centrum, waar iedere dag hetzelfde gebeurt, zie je de waarde van routine: alleen door regelmaat is het mogelijk een dergelijke ongelooflijke distributie van levensmiddelen te bereiken. Natuurlijk is dat wel erg mechanisch, maar toch is dat een waardevol inzicht: de dagelijkse routine van werk hoeft niet tot middelmaat te leiden. Het kan ook een verfijning en verdieping betekenen waardoor veel meer mogelijk is dan je zou denken.'
Collegialiteit
Ook het dagelijkse kantoorleven is veel rijker dan we vaak inzien – De Botton loopt, om dat te laten zien, voor zijn boek een dag mee op een groot accountantskantoor. Staat het kantoorleven niet voor saaie routine en menselijk onvermogen, zoals dat briljant wordt geportretteerd in de BBC-komedie The Office? De Botton: ‘Briljant, ja, maar ook geschreven vanuit een zeker artistieke minachting. Schrijvers – en ik ben er zelf een, dus ik mag het zeggen – hebben doorgaans een groot ego, en beschouwen dus een kantoorbaan per definitie als een inperking van de vrije verbeelding. En natuurlijk zijn er vele kleine krenkingen op het kantoor. Maar we mogen de andere kant niet vergeten: de bereidwilligheid je ego opzij te schuiven, de kameraadschap en solidariteit onder collega's. Naast de stress is er ook onderlinge vrolijkheid en gezelligheid. Ik ken iemand die naar het kantoor gaat juist om even te ontsnappen aan de gespannen situatie thuis. Sterker nog: veel mensen voelen zich op het kantoor meer thuis dan waar dan ook – een plek die blijkbaar veel veiligheid te bieden heeft. Dat zegt nogal wat. Het kantoor is in dat opzicht een van de grote beschavingssuccessen van de twintigste eeuw. Er zijn ook effectieve manieren ontwikkeld om opgelopen spanningen te kanaliseren. Het hele systeem aan seminars, beoordelingen, conflictmanagement, outdoor-activiteiten et cetera is de moderne variant van de aloude catharsis: een zowel psychische als fysieke ontlading van spanningen, waarna men weer met elkaar door één deur kan.'
‘Door die beschavende werking lijkt het kantoor in veel opzichten op de koninklijke hoven uit vroegere tijden: zo veel mensen die bij elkaar komen voor slechts één doel – je kunt alleen maar bewondering hebben voor de organisatiegraad die daarvoor nodig is. Ieder kantoor heeft daarbij zijn eigen taal en rituelen. En ook de architectuur heeft vaak een glamoureuze allure: licht en ruimtelijk, alsof je in de toekomst leeft.'
Voldoening
Hoe kan het dat het desondanks zo moeilijk kan zijn ons werk te waarderen? Volgens De Botton komt dat door een ander hedendaags verschijnsel, dat hij omschrijft als de ‘scheiding tussen product en mensenleven'. In onze samenleving kunnen we het ons veroorloven niet meer stil te staan bij de herkomst van de producten. Wie heeft ervoor gezorgd dat we een koekje bij de koffie kunnen eten, of een broodje tonijn tijdens de lunch? Wat voor leven leidt hij? Is hij gelukkig? Het zijn vragen die we ons nooit stellen – het gaat om het resultaat.
De Botton: ‘Volgens mij is dat een grote verarming. Daarom reisde ik voor mijn boek onder meer af naar een koekjesfabriek in Wallonië, en naar een arme vissersfamilie in de Malediven, die de tonijn die wij eten in de bedrijfskantine vangt in de Indische Oceaan. Ik wil laten zien waar die producten vandaan komen, de levens beschrijven van diegenen die
daar bij betrokken zijn.'
‘Volgens mij draagt dat ook bij tot een gezonde waardering van ons eigen werk. Misschien verwachten we wel zo veel van ons werk – levensgeluk, zingeving et cetera – omdat we eigenlijk een puur instrumentele opvatting van werk hanteren. We vinden alle producten om ons heen zo vanzelfsprekend, dat we blind zijn voor de moeite en de vreugde die daaraan vooraf gingen. Het is dan geen wonder dat we ook de moeite en de vreugde van ons eigen werk maar moeilijk op waarde kunnen schatten. We hebben simpelweg die houding niet meer, in een wereld waarin alles vanzelfsprekend is. Vervolgens voelen we ons dan tekort gedaan, en verlangen we naar meer betekenisvolle banen. Banen die ons geluk schenken, et cetera. Maar dat is pathetisch pessimisme. Als we goed leren kijken, zullen de meesten van ons zich realiseren dat we die banen allang hebben. En als we dat weten, halen we wellicht veel meer voldoening uit het werk dan we voor mogelijk houden.'
Bron: Filosofie magazine
U kunt erbij zijn!
Wilt u Alain de Botton live horen spreken? Dat kan! Op 9 juni bespreekt hij tijdens het seminar De filosofie van succes! hoe je succesvol blijft in een veranderende wereld.