Léon de Caluwé: ‘Veranderkundigen moeten change poets zijn’
Met de bundel Spannend veranderen neemt Léon de Caluwé afscheid als hoogleraar Advieskunde aan de Vrije Universiteit in Amsterdam én van Twynstra Gudde, het adviesbureau waarvoor hij jarenlang werkzaam was. ‘Ooit, in Amerika, heb ik gezegd dat ik tot de tien beste consultants van Nederland wilde gaan behoren. Daar ben ik wel in geslaagd, denk ik.'
‘Worden de foto's straks in kleur afgedrukt?' Wanneer de fotograaf zijn spullen opbergt na de fotosessie, kan Léon de Caluwé zijn nieuwsgierigheid niet bedwingen. De fotograaf antwoordt bevestigend. ‘Fijn, dan komen de bloemen in de tuin goed naar voren, ze staan er mooi bij', stelt De Caluwé tevreden vast.
Toeval of niet, het werk van De Caluwé (1950) is de laatste twintig jaar, sinds hij begon te werken aan zijn promotie, beheerst door de kleurentheorie. In de bundel die nu bij zijn afscheid als hoogleraar Advieskunde aan de Vrije Universiteit verschijnt, blijkt andermaal hoe belangrijk deze metatheorie over de verschillende opvattingen over veranderen voor hem is geweest. Naast de rede die hij bij zijn afscheid op 29 mei heeft uitgesproken, telt de bundel twintig korte essays van mensen met wie De Caluwé in de loop van zijn carrière nauw heeft samengewerkt. En vanzelfsprekend komt de kleurentheorie daarin steeds naar voren. Ook in het stuk van Hans Vermaak, die als coauteur betrokken was bij het boek Leren veranderen uit 1999, waarin De Caluwé de vijf veranderkundige stromingen heeft beschreven.
‘Hans en ik hebben recent weer twee artikelen geschreven', vertelt De Caluwé. ‘Eén daarvan ging over de theorie zelf en waarom die zo populair is geworden. Met dat artikel hebben we een prijs gewonnen bij de Academy of Management, voor de beste verbinding tussen theorie en praktijk. In dat artikel hebben we de geschiedenis en de ontvangst van de kleurentheorie in beeld gebracht. We hebben drie periodes onderscheiden: de inceptie-periode, waarin het draaide om de ordening, de storming & norming-periode, waarin wij de theorie verder hebben uitgewerkt als een instrument om de complexiteit te leren begrijpen, en de volwassen periode. Dat is een buitengewoon zinvolle exercitie geweest. Het is interessant om terug te blikken op die storming & norming-periode, toen we echt op sleeptouw zijn genomen door de praktijk. Ik kan me herinneren dat we toen elke week iets nieuws bedachten. We zaten in een soort flow, we kwamen telkens weer nieuwe voorbeelden tegen. Door de kritische vragen die we kregen, kwamen we weer op nieuwe gedachten. Alle stukjes vielen in die periode in elkaar, dat was heel spannend.'
Paradoxen
In die periode leerde De Caluwé ook de keerzijde van zijn succes kennen: mensen die zijn theorie gebruikten om dingen te vereenvoudigen, in plaats van de complexiteit te leren begrijpen. ‘Ach, het hoort erbij. Je kunt er niet veel aan doen als mensen een populaire theorie op een platte manier gebruiken. Ik kijk liever naar hoe de ideeën doorontwikkeld worden. Hans Vermaak gaat dat zonder twijfel oppakken en er zijn eigen draai aan geven. We hebben ons boek Leren veranderen enkele jaren geleden opnieuw bewerkt en dat gaan we zeker nog een keer doen. Wanneer weet ik niet precies, voorlopig wil ik even weinig tot niets doen, maar het is nooit af. Dat zou ook raar zijn: de body of knowledge blijft groeien.'
In zijn eigen afscheidsrede gaat De Caluwé daar ook op in. Hij is de laatste jaren gefascineerd geraakt door de groeiende invloed van het paradoxdenken, een trend die naadloos bij zijn eigen kleurentheorie past en deze ook verder kan helpen. ‘Het paradoxdenken komt natuurlijk niet uit de lucht vallen, de Grieken maakten er ook al gebruik van', zegt hij. ‘Maar de laatste jaren is de aandacht voor concurrerende realiteiten, realiteiten die in tegenspraak met elkaar zijn maar wel waar zijn, enorm toegenomen. Er is ook veel interessante literatuur over verschenen, die ik ook aanhaal in mijn bundel. Die ontwikkelingen volg ik met veel interesse. Het denken over paradoxen is nog lang niet ten einde.'
Waar die trend vandaan komt? De Caluwé durft het niet met zekerheid te zeggen. ‘Misschien is het een reactie op het contingentiedenken, het idee dat we de werkelijkheid kunnen leren kennen door redeneringen in de trant van ‘als dit, dan dat'. We hebben de afgelopen jaren kennelijk geleerd dat het ook en-en kan zijn en dat we moeten laveren tussen de polen van de paradox. Sommige paradoxen vinden we heel normaal, daar hebben we mee leren leven. Bijvoorbeeld dat je aan jezelf moet denken, maar dat je ook aan anderen moet denken, maar dat je niet moet doorslaan naar de ene of de andere kant. Dat weten we heel goed. Zo zijn er ook in organisaties situaties waarvan we weten dat het juist niet goed is om uitsluitend voor het een of het ander te kiezen. Denk aan centraal of decentraal. Of aan sturing of autonomie. Dat zijn bekende paradoxen in de organisatiekunde, waarbij het niet verstandig is om te kiezen. Het beste is te leren laveren, en niet door te slaan naar de ene of de andere pool of hoorn van de stier, zoals dat heet.' Een mooie metafoor, die nog eens laat zien waarom De Caluwé zo van metaforen en spreekwoorden houdt. ‘De kritiek op spreekwoorden, onder andere van Herbert Simon, is dat ze geen onderscheid maken en daarom wetenschappelijk oninteressant zijn. Maar spreekwoorden laten ons juist de wijsheid van het alledaagse leven zien. De eerste klap is een daalder waard en het eerste gewin is kattengespin. Ook dat zijn paradoxen, tegenstellingen die beide waar zijn.'
Twee koffers vol games
Met alle aandacht voor de kleurentheorie dreigt de rol van De Caluwé als voortrekker van gaming in Nederland wel eens in de verdrukking te komen. In zijn bijdrage aan Spannend veranderen beschrijft Marcel de Rooij hoe De Caluwé samen met Rob Rapmund terugkeerde van een studiereis door de Verenigde Staten, met twee koffers vol standaardgames als Advantig, Hexagon en Slogan. Gaming is ongelooflijk belangrijk geweest voor zijn ontwikkeling als organisatieadviseur en -wetenschapper, vertelt De Caluwé. ‘Ik heb van gaming geleerd hoe mensen zich gedragen ten opzichte van elkaar, maar ook hoe organisatiemechanismen zich ontwikkelen. Games fungeren als een soort laboratoria. De ontwikkelingen spelen zich voor je eigen ogen af. Je ziet de actie en de reactie, je ziet hoe Red Tape zich ontwikkelt, hoe gemakkelijk mensen grijpen naar controlemechanismen. Dat is een natuurlijke neiging. Wanneer je ze vervolgens confronteerde met wat ze deden, waren ze vaak stomverbaasd. Ben ik dat aan het doen? Die reflectie hebben we kennelijk nodig.'
Het is kortom geen toeval dat de grote reorganisatie bij Delta Lloyd, waar De Caluwé met een spel een belangrijke rol in heeft vervuld en die hij heeft beschreven in zijn promotie, de aanjager is geweest van de ontwikkeling van de kleurentheorie. De kleuren van de verandertheorieën zitten in mensen, was de onontkoombare conclusie. In die zin hebben de twee onderwerpen waar De Caluwé zich altijd mee bezig heeft gehouden, veel met elkaar te maken. ‘Aanvankelijk was de kleurentheorie een beschrijving van de stromingen in de veranderkunde. Maar al heel snel hadden we door dat de voorkeuren ook in mensen zitten, dat het onderdeel is van hun waardenstelsel. Dat het onderdeel is van hoe ze denken, van hun preferenties. En dat de confrontatie tussen mensen zich precies op dat vlak afspeelt.'
Change poet
De Caluwé is trots op wat hij tot stand heeft gebracht. Ooit, toen hij met een Fulbrightbeurs naar Amerika ging, kreeg hij de vraag wat zijn ambitie was. Geprikkeld door de vraag antwoordde hij dat hij tot de tien beste consultants in Nederland wilde gaan behoren. ‘Daar ben ik wel in geslaagd, denk ik.' Zijn collega's roemen hem om zijn rust, zijn overzicht, zijn vermogen te conceptualiseren. Is dat zijn karakter of heeft hij het zichzelf aangeleerd? ‘Er zal wel wat talent bij zitten', zegt hij. ‘Ik heb het altijd leuk gevonden om in de praktijk bezig te zijn, maar ik vind het ook interessant om mijn ervaringen te abstraheren, te conceptualiseren. Karl Weick noemt dat change poets: mensen die de praktijk van alledag in concepten kunnen vangen en die met elkaar kunnen verbinden. Ik vind dat eigenlijk alle veranderkundigen dat zouden moeten kunnen. Ze moeten begrijpen waar ze mee bezig zijn en dat ook kunnen duiden.'
Die interesse in abstraheren heeft ook aan de basis van zijn hoogleraarschap gelegen, vertelt hij. ‘Ik heb wetenschap altijd heel interessant gevonden. Toen de mogelijkheid zich voordeed hoogleraar te worden, heb ik meteen ja gezegd, hoewel ik in essentie een praktijkmens ben. De wetenschap heeft ons veel te bieden, hoewel er ook minder bruikbare onderzoeken zijn. Ik vind ook dat wetenschap niet alleen de praktijk moet informeren, maar ook bewezen praktijken moet verwetenschappelijken. Dat dat mogelijk is, hebben we met kleurentheorie wel laten zien.'
Voor De Caluwé is het leren nooit opgehouden. Het is geen toeval dat hij, afgezien van zijn proefschrift, nooit een artikel of boek alleen heeft geschreven. Hij koos altijd voor samenwerking. ‘Dat heeft ermee te maken dat ik het toch wel interessant vind om van anderen te leren. Schrijven is een leerproces op zichzelf. Je gedachten op papier zetten, ze goed verwoorden en toegankelijk maken voor anderen en dat ook nog eens doen met anderen, is een dubbel leerproces. Natuurlijk heeft er ook wel eens een teleurstelling bij gezeten, er is ook wel eens iets mislukt, maar ik heb ontzettend veel van anderen opgestoken.'